Gedrochten van de nacht,
ze zoeken me op, ze laten me los.
De hellevuren laaien op,
De hitte stijgt en het wordt steeds ondraaglijker.
Ik sta er midden in.
Ik wil niet dat het me loslaat.
Ik wil de hitte verdragen.
Ik wil zien wat er om me heen is.
Wat de vuren zijn,
wat de gedrochten zijn die hier rondkruipen.
Ik wil voelen hoe ik me daarbij voel,
in de naakte waarheid van wie ik ook ben in dit leven.
Ik wil het vuur instappen,
zodat het vuur mijn kracht ook wordt
en het me niet alleen maar opbrandt.
Avocado Poems Posts
Ik verzoop in de grote sloten van het leven,
vastgrijpend aan de waterkant
terwijl ik daarbij de graspollen uit het weiland trok.
Tot ik erachter kwam dat de sloot niet diep was.
Een boerensloot van nog geen 50 cm.
Ik had al die tijd languit gelegen
overgeleverd aan de positie waar ik in lag,
slechts wanhopig kijkend naar de waterkant
en verlangend naar het weiland.
om op eigen benen te staan.
Tot ik besefte dat ik daarvoor ook zelf
mijn benen zou moeten gebruiken.
Dus stond ik op en liep ik de sloot uit,
het weiland in.
Eindelijk vrij.
Wie het zich vergeten was,
mag het zich herinneren,
de toverbergen uit het verre oosten.
Zwart geschoren als schapen in de woestijn.
Ik zie jou éénoog.
Ik zie je voor me met een zak ballen in je hand.
Ineens denk ik aan de Efteling
en begrijp ik waar je vandaan komt.
Herinneringen,
mijn onbewuste zit er vol mee
en doet er zonder vaak mijn weten
van alles mee.
Zo werk ik
want ik ben een mens
en mensen werken zo.
Ik ga door en droom verder
van groene velden zoals ik altijd doe.
Het weiland zit in me,
reist altijd met me mee.
Waar sta je voor?
Wat bedoel je?
Wat heb ik te weten?
Vertel het maar aan ik.
Een vogel, vrij, blij,
in de zwarte sloten van mijn bestaan.
Je bent altijd meegereisd,
je hebt je ondergedompeld,
je bent de lucht in gevlogen
terwijl je speels je vleugels uitsloeg.
Je bent altijd ongeschonden gebleven,
puur omdat je in je bestaan onaantastbaar bent.
in mijn hoofd echoot de roep van de adelaar,
krachtig en vrij in de volle ruimte van het landschap.
Direct verbonden.
Je bent zo mooi.
Ik zie jou,
ik zie jou zitten tussen de paddestoelen in het bos.
De bosgrond bezaaid met gekleurde bladeren
in oranje en bruine tinten.
Je gezicht is naar boven gericht,
je ogen zijn dicht.
Er is een ontspannen lach in je gezicht.
Je lijkt te genieten.
Zachte miezer valt op je gezicht.
Ik wil jou zijn.
Ik wil je voelen.
Ik wil voelen wat jij voelt.
Tevredenheid, de verbinding met de rauwe elementen
en daar op een zachte manier helemaal onderdeel van zijn.
Één met het moment waarin ik alles volledig accepteer,
toelaat, omarm en de heerlijkheid ervaar.
Hhhmmmm………….zalig.
Een veelzijdigheid van leven,
pracht en praal in het koeterwaals.
Vandaag ben ik een visstick,
krokant van buiten maar zacht van binnen.
Ik krijg er honger van.
Wie ooit rozengeur geroken heeft,
weet dat het zijn doornen verbloemd.
En sprookje over liefde en gevaar,
in verre landen die alleen nog tot de verbeelding spreken.
Van uitgestrekte landen, ridders, prinsen en prinsessen,
romantiek maar ook het kwaad.
En enkel zijn we tevreden als de romantiek overwint.
Dan smelt ons hart, worden we geraakt
en voelen we het goede in onszelf.
De zachtheid van de visstick.
Verdwaalt over verre zeeën,
ik weet niet waar ik naartoe mag,
gevangen in mijn eigen onvermogen.
Opgekropt, versteend, niet in beweging
als een harde rots die ondoordringbaar is
en het leven draagt.
Grijs, kil, koud, sterk en nooit gezien
omdat het bedekt wordt
met gras, mos, bomen, groen, vogels, dieren.
Mijn warme zachte love is versteend, is verhard,
tot stilstand gekomen
door andere elementen en de tijd.
En toch, wanneer je wordt aangeraakt,
ontstaat er roering, een tikje van leven.
Wanneer ik je met liefde en warmte benader,
zal je smelten.
Zodat je eindelijk weer de warmte wordt
en kan gaan stromen en bewegen.
Het is zondag,
de week is net voorbij
of gaat weer beginnen.
Want wat is een week
in de uitgestrektheid van de tijd.
Het is herfst,
met een kopje koffie zit ik
in de ochtend op de bank.
Ik houd van de dampwolkjes
die opstijgen uit de koffiekan.
Warmte, rust, knusheid.
De lucht is grijs
maar mijn hart voelt als de kleuren van de herfstblaadjes
die nu uitgebreid op tafel liggen
en die ik gister geraapt heb.
Net als de kastanjes.
Mijn vriendin ligt nog te slapen
en ik ben even alleen, met mezelf.
Ik luister op de koptelefoon mooie liedjes
van een band die ik gister ontdekt heb.
De ochtend is intiem, warm, fijn en gezellig
en dat maak ik er zelf van.
Omhoog geschoten kruid,
dichtbij in de bosjes op het plein van toen.
Ogenschijnlijke verhalen over poespas
en het overdoen.
Hoe ben ik hier beland,
ik lees niet eens de krant,
heb ik zonder dat ik het weet
ineens een toverstaf in de hand?
Ik vloog in geel over groene dalen.
Feit is dat mijn vrijheid niet in vliegen zit
maar in loslaten van alles dat me tegenhield.
Als ik de film terugkijk van wie ik ooit was,
begrijp ik beter wat ik nu mag doen.
Ik pak mijn kind zijn hand,
vertel hem dat het veilig is
om ongeremd te leven
en we schieten er vandoor.
Dichtbij teken ik in zachte lijnen
op papier in het klad.
ik zie mijn leven dan verschijnen,
dingen die ik heb of had.
En zo ontstaat mijn tekening,
van wie ik ben, wat ik wil en wat ik mag doen.
Om in mildheid mijzelf te worden.
Dichtbij en in zachtheid
en hierbij blijf ik altijd klad.