Verder naar bericht

Gedicht #363

Ik verzoop in de grote sloten van het leven,
vastgrijpend aan de waterkant
terwijl ik daarbij de graspollen uit het weiland trok.

Tot ik erachter kwam dat de sloot niet diep was.
Een boerensloot van nog geen 50 cm.

Ik had al die tijd languit gelegen
overgeleverd aan de positie waar ik in lag,
slechts wanhopig kijkend naar de waterkant
en verlangend naar het weiland.
om op eigen benen te staan.

Tot ik besefte dat ik daarvoor ook zelf
mijn benen zou moeten gebruiken.

Dus stond ik op en liep ik de sloot uit,
het weiland in.

Eindelijk vrij.

Laat als eerste een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *