Verder naar bericht

Avocado Poems Posts

Gedicht #291

Ik kom, ik zie, ik overwin.
Woorden die ik mezelf toefluister
voor het slapen gaan.

Het bed is koud, de schuur tocht
maar het zijn de schapen die me warm houden.

De rauwheid van het leven maakt me lenig, flexibel.
Verandering zit in de stroom
en weerstand voel ik niet.

Ik kijk uit naar de ochtend,
het streepje licht aan de horizon.

De dag die weer begint
en in de mooiste stilte start.

Ik hoop op ochtendnevel over de velden,
de kou die me wakker laat voelen.

Ik ben de herder die mijn schapen telt
en me naar mijn dromen voert..

Laat een reactie achter

Gedicht #290

Gister zat ik hier ook,
in hetzelfde licht, dezelfde aura.

Maar toch is het anders,
want de dag, die geeft wat komen gaat.

En wat ik nu nog niet weet,
zit straks in mijn herinnering.

Ik vloog over daken,
ik was los en vrij.
Verdoemd tot het eeuwig zoeken.

Het zweven, een intense furie van geluk,
los van de boel
en een hoop van alles dat het in zich heeft.

De tuinkabouter bewaakt de deur naar de tuin.
Het is de fantasie waar we eerst langs moeten
om tot onze natuur te komen.

Laat een reactie achter

Gedicht #289

Verborgen in de schaduw,
verstopt in de nevel.

Ik geef je.
Ik geef je de ruimte om mooi te zijn.

Om te doen zoals je eigenlijk al was.
Een tweesprong op de eenheid die we leven noemen.

Gaan we samen verder,
kennen we de weg.

Of gaan we samen rollebollen in de rododendrons,
tussen de duinen op het klamme zand.

De zon schijnt fel op mijn gezicht,
ik geloof dat het weer zomer is.

Terwijl ik nu met een warme kop thee,
ga genieten van de kleuren van de herfst.

Laat een reactie achter

Gedicht #288

Wie niet weg is, is gezien, ik kom.
De hoge kinder stemmen uit het verleden
die plots naar boven komen
wanneer ik mezelf beloof iets minder serieus te doen.

De ruimte voor mijn kindertijd,
de ruimte van het spelen.

Gister was ik er nog,
op de stoep voor het huis van mijn oma.

Met een zak vol snoepjes
die we mochten halen bij de sigarenboer.

Een gulden hadden we
en 20 zorgvuldig uitgekozen snoepjes.

De herinneringen van een jaren ’80 kind,
in de rust van zijn bestaan.

Laat een reactie achter

Gedicht #287

Het spookt in het donker,
het onweer is voorbij getrokken.

De zon is weer gaan schijnen en in het gras
zie ik nog de glinsterende sporen van de laatste bui.

Het is droog.
Ik zie een karavaan kamelen voor me,
die langzaam trekt door de rust van de woestijn.

In de oase zal weer water gedronken worden
en dadels gegeten.
In mijn hangmat tussen twee palmen
doezel ik in de schaduw even lekker weg.

En ik droom,
van ridders en kastelen,
van jonkvrouwen en van draken,
ver hier vandaan.

Laat een reactie achter

Gedicht #286

Ik kreeg je en ik borg je op,
ik zag je waarde niet.

In de kast lag je jaren te verstoffen
totdat ik langzaam steeds meer je roep hoorde.

Op een dag stond de kast te trillen
en moest ik je wel openmaken.

En daar zag ik je weer, eenzaam en alleen,
verwaarloosd maar nog niet verslagen,
zacht en fluffy.
Je had alleen een beetje liefde nodig.

En ik nam je in mijn armen,
ik streelde je en fluisterde dat we vanaf deze dag
voor altijd samen zouden zijn.

Laat een reactie achter

Gedicht #285

Golven,
ze komen en gaan.

Stilletjes hoor ik het geruis,
er zit een verhaal in.

Een verhaal van schelpen en vissen,
een melodie van leven.

Ik hoor een walvis vanuit de diepte,
zijn lied wordt verspreid in de weidsheid van de zee.

Ik voel een ruimte,
een ruimte door zijn zang en de weerkaatsing.

Binnen mijn ruimte schijnt het licht
en leeft het leven van oceanen.

Laat een reactie achter

Gedicht #284

Op wegen nooit begaan,
het onkruid staat langs de kanten
maar het maakt de sfeer mooi wild.

Ik adem de lucht in,
hij voelt vochtig en ruikt groen.

Ik kijk naar beneden
en zie dat ik op blote voeten loop.

Het pad bestaat uit kleine steentjes
en over het pad stroomt een klein laagje water.

Als ik voor me kijk zie ik mist,
dat van achter belicht wordt door de zon.

Overal om me heen hoor ik vogels, krekels
en ik voel het leven om me heen,
ik voel het leven in me.

Zo dichtbij,
zo dichtbij alles voel ik me veilig
en tegelijk ook sprankelend.

Ik loop naar voren
want ik ben nieuwsgierig naar de mist.

Laat een reactie achter

Gedicht 283

De eerste zin begon met een punt,
alsof het over was voor het begon.

De draak stond op de toren van het kasteel
dat in de nacht in lichte laaien stond.

Vuurspuwend uitte de draak zijn frustratie
maar er was niemand die hem zag,
niemand die hem hoorde.

Het kasteel was leeg en nooit bewoond geweest,
de draak leefde een leeg sprookje.

Geen prinses om te beschermen,
geen ridder om het tegenop te nemen.

Maar toen ze omkeek zag ze vreugde
want in haar nest lag reeds een drakenei.

En zo leek de toekomst niet meer alleen,
een wens die binnenkort zou uitkomen.

Laat een reactie achter