Verder naar bericht

Gedicht #288

Wie niet weg is, is gezien, ik kom.
De hoge kinder stemmen uit het verleden
die plots naar boven komen
wanneer ik mezelf beloof iets minder serieus te doen.

De ruimte voor mijn kindertijd,
de ruimte van het spelen.

Gister was ik er nog,
op de stoep voor het huis van mijn oma.

Met een zak vol snoepjes
die we mochten halen bij de sigarenboer.

Een gulden hadden we
en 20 zorgvuldig uitgekozen snoepjes.

De herinneringen van een jaren ’80 kind,
in de rust van zijn bestaan.

Laat als eerste een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *