Verder naar bericht

Gedicht 283

De eerste zin begon met een punt,
alsof het over was voor het begon.

De draak stond op de toren van het kasteel
dat in de nacht in lichte laaien stond.

Vuurspuwend uitte de draak zijn frustratie
maar er was niemand die hem zag,
niemand die hem hoorde.

Het kasteel was leeg en nooit bewoond geweest,
de draak leefde een leeg sprookje.

Geen prinses om te beschermen,
geen ridder om het tegenop te nemen.

Maar toen ze omkeek zag ze vreugde
want in haar nest lag reeds een drakenei.

En zo leek de toekomst niet meer alleen,
een wens die binnenkort zou uitkomen.

Laat als eerste een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *