Versplintert in een wereld die ooit heel was,
vind ik mijn weg in metaforen om te zien,
wat ik anders niet zal zijn.
Het kwaad was al geschied
en vechten zou alleen maar moe maken.
Een inspanning die even nodig is
om te zwemmen naar de kant.
Ik hoef niet verder af te drijven,
ook hier kan ik zaaien en oogsten.
Leven in de heelheid
die de natuur me biedt.
Niets hoeft ingewikkeld te zijn,
behalve als je het er van maakt.
Categorie: Gedichten
Vrij zijn,
van het begin tot het einde,
ondersteboven en omgekeerd.
De vissenkom geeft rust.
Een goudvis en een simpel plantje.
Zo kan het leven zijn,
ongecompliceerd.
Wie de keuze verdient,
wil hem misschien wel helemaal niet hebben.
Recht doorzee,
niets wat in de weg staat.
Een natuurlijke flow,
van het begin tot het einde,
ondersteboven en omgekeerd.
Vrij zijn.
Een mozaïek aan kleurplaten,
vervangen in een zwoele nacht.
Het kind dat zong,
het wijsje dat ieder kind kende.
Wie zijn naam nooit genoemd heeft,
heeft hem nooit gekend.
Kon ik je nog maar één keer zien.
De parels die in je ogen fonkelden
bij het laatste afscheid.
De schittering van verdriet.
Hoe laat is het geweest?
Ik hoor de bellen rinkelen.
De koeien komen terug naar de stal
in de late schemer van de dag.
Het is rustig in de bergen.
In hun eenvoud kan ik slapen.
Een vlinder met een gebroken schouder
zat sip op een bloem om zich heen te kijken.
Nergens waar hij heen kon.
De wind vloog om hem heen,
de blauwe lucht leek ver,
zijn vrijheid weg.
Vliegen kon hij even niet.
De bloem waar hij op zat was paars,
net uitgekomen in de vroege lente.
Naast hem zag hij nog een bloem
en daarnaast nog één.
Vanaf de plek waar hij zat,
was de wereld ook mooi.
Dus stond hij even stil,
kwam hij op één lijn met de wereld
en zichzelf.
Geborgen in de vroegen ochtend,
de veilige mist die me omringt.
In de nevels hoor ik vogels,
een scherpte die me wakker maakt.
Twee dingen die ik kan doen.
Of ik focus op de klank
of op de melodie.
Met de melodie drijf ik mee,
naar groene oorden dichtbij mij.
Dichtbij mijn natuur is waar ik leef.
Maar dat moet ik altijd kiezen.
Wat ben je mooi,
als het duister in de stille nacht.
Het canvas waar vuurvliegjes ontwaren,
speels in het lange gras.
Het weiland staat vol,
vol mooie bloemen.
De zon heeft zijn best gedaan en straalt
om ons het mooiste te laten zien.
Wie kijkt, die ziet het.
Wie teveel is opgenomen in zijn eigen wereld
zal alleen zien wat hij verzint.
Open kom ik je tegemoet
om je teder te kunnen omarmen.
Wie het meest dichtbij komt,
kriebelt in mijn buik.
Het luik staat open,
klaar voor de schone nieuwe lente lucht.
Een sprankeling overvalt me,
ik heb er zin in.
De ramen moeten open,
er moet beweging zijn,
er komt beweging aan.
Zin, zin in groen,
zin in het leven.
Wie zal het zeggen?
Het eerste woord is nog niet geschreven.
Maar er komt een tijd dat alles klopt
en dat alles stroomt.
Vrij.
Schone dagen,
waarop mijn hoofd het leegst voelt
in het tandrad van de ingewikkeldheid.
De tijd werd even complex
als het mechanisme van de klok zelf.
Altijd klikken de radars door,
spant de veer zich om zich vervolgens weer te ontspannen.
Altijd slaat de klepel.
Wat verdween er toen het uur geschapen werd?
Wat gaven we op toen we de tijd in hokjes gingen verdelen?
Lang kijk ik naar de golven van de zee.
Ze komen dichtbij en gaan weer weg.
De simpelheid brengt me rust.
De zon op mijn gezicht,
het leven lacht me toe.
Ik ben dichtbij,
je kijkt naar me,
ik zie jou.
Een traan rolt over mijn wang
van puur geluk.
Ik zie dat jij de zon bent
en me toelacht.
Bij jou,
ben ik eindelijk thuis gekomen.