Verder naar bericht

Gedicht #228

Een vlinder met een gebroken schouder
zat sip op een bloem om zich heen te kijken.

Nergens waar hij heen kon.
De wind vloog om hem heen,
de blauwe lucht leek ver,
zijn vrijheid weg.
Vliegen kon hij even niet.

De bloem waar hij op zat was paars,
net uitgekomen in de vroege lente.

Naast hem zag hij nog een bloem
en daarnaast nog één.

Vanaf de plek waar hij zat,
was de wereld ook mooi.

Dus stond hij even stil,
kwam hij op één lijn met de wereld
en zichzelf.

Laat als eerste een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *