Verder naar bericht

Categorie: Gedichten

Gedicht #249

Rode zijde,
een verhaal op een driesprong
met een hoop kabaal.

Het vilt was gestreken
terwijl dit niet hoefde.

Het oog keek me aan en bleef
één ding herhalen.

Neem me bij je zijde
en je zult er geen spijt van hebben.

Toen ik onder de ballen van de reus
van de Fata Morgana was gevaren
waren we schoongespoeld van de illusie.

De thee was sterk die geschonken werd
maar het uitzicht was mooi.

Laat een reactie achter

Gedicht #248

Gevangen in een doos met duizend tralies.
De speeltuin, die is dicht.

Snakkend naar zuurstof probeer ik uit de doos te klimmen,
verlangend naar de herinneringen van het verleden.

De frisse lucht in de hoge bergen,
de tinteling in mijn borst als ik uitkijk naar een plan.

Waar ik de ruimte in voel
omdat hij in het verlengde ligt van mijn behoefte.

Vrij bewegen in het ritme van mijn eigen zijn.
ik wil dat de speeltuin weer open gaat.

Laat een reactie achter

Gedicht #247

Genoeg gedragen,
de beurt is nu aan een ander.

Ik geef het stokje door
en kies voor rust in het bestaan.

Hoog in de bergen waar niemand is
maar waar het toch gezellig is
omdat het hout knispert in het vuur.

Laat de drukke wereld beneden
voor zij die het nodig hebben,
zoekend naar de verbinding
die ze eigenlijk vanbinnen moeten vinden.

Ik kijk om me heen en hoor de vogels.
Een stuk van het gras, dat gaat mijn moestuin worden.

Ik adem rust in en voel de vrede.
Thuis, dat vind je als er ruimte is.

Laat een reactie achter

Gedicht #246

Wie de rede heeft gevonden mag hem houden.

De spiraal van rode slierten vind zijn weg wel
tot het einde van de tijd.

De kikker sprong vanuit het riet het water in,
vond zijn rust en kwaakte.

Egbert had het allemaal gezien
en wisselde zijn tanden.

Hij stond er aan de kade beteuterd bij.
Hij keek naar zijn schoenen en voelde zich alleen.

Hij slofte weg op het pad naar huis
en schopte onderweg wat steentjes weg.

Laat een reactie achter

Gedicht #245

Zomaar tegen de kast aangereden
met mijn speelgoedauto op een druilerige zaterdag.

Gefascineerd keek ik ieder uur naar de koekoek,
die steeds aangaf dat de tijd verstreek.

Nooit had ik gedacht dat ik dat zou missen,
in de zomer langs de weg aan een picknickbank.

Met het vervliegen van de tijd
krijgt de herinnering meer waarde.

Heerlijk als kind, zorgeloos en echt genieten.
Ervaren wat de tijd ons brengt.

Soms zou ik nog wel eens terug willen
al vrees ik dat ik dit dan nog niet weet.

Laat een reactie achter

Gedicht #244

In de blauwe nevel,
in de zilte lucht.

Daar waar de ooievaar vloog,
over de bergen naar het vaste land.

Gedreven door de zon met de wind in zijn rug.
Neergestreken in het groene gras toen het genoeg was
en hij zijn plek had gevonden.

Wanneer ben ik de ooievaar?
Wanneer ben ik de spitsmuis?
Die schichtig om zich heen op zoek is naar kleine graankorrels
en zich verstopt in kleine holletjes.

Is het ene beter dan het ander?

Ik vlieg nog even door.

Laat een reactie achter

Gedicht #243

Ik ben er weer,
al heb ik je nooit verlaten.

Gegoede trouw ben ik omgekeerd,
terug naar mijn geluk,
terug naar wat ik kende.

Nu zit ik hier met vragen.
Waar moet ik heen,
waar moet ik staan?

Ik heb geen glazenbol
dus ik weet nooit waar ik echt goed aan doe.

Ik heb alleen mijn gevoel
en dat gevoel zegt dat het hier goed is.

Misschien,
had ik moeten blijven.

Laat een reactie achter

Gedicht #242

Een momentje voor mezelf.
De geur van versgemalen koffiebonen,
wat romige melk en mijn cafe au lait staat klaar.

Vandaag had ik geluk,
ze waren er nog.
Het croissantje met amandelen en chocolade.
Die maakt het leven even extra speciaal.

Vandaag is van mij
en ik vul hem met wat ik wil.

De vrije stroom van het genot,
de keuze van het kiezen.

Het is nog vroeg
en ik vind het nu al heerlijk.

Laat een reactie achter

Gedicht #241

Verre landen,
ik ben ze allemaal voorbij gevaren.
Met het ochtendgloren op mijn gezicht,
het stuurwiel in mijn handen,
vastberaden iets te vinden waarvan ik dacht
dat ik het ooit verloren was.

Geen ene keer op de rem gestaan,
gegleden langs stranden,
feestjes met fakkels in de avondmaan.

Toen ik neerstreek was dat in het gras.
Ik zag de bloemen in de wei,
ik voelde de ruimte om me heen.

Dat wat ik verloren was, had een groene kleur
en paars en wit en heel fel geel.

Nu lig ik met een grasspriet in mijn mond,
mijn armen achter mijn hoofd
en kijk ik naar de wolken
om te zien wat ik er allemaal van kan maken.

Laat een reactie achter