Verder naar bericht

Gedicht #241

Verre landen,
ik ben ze allemaal voorbij gevaren.
Met het ochtendgloren op mijn gezicht,
het stuurwiel in mijn handen,
vastberaden iets te vinden waarvan ik dacht
dat ik het ooit verloren was.

Geen ene keer op de rem gestaan,
gegleden langs stranden,
feestjes met fakkels in de avondmaan.

Toen ik neerstreek was dat in het gras.
Ik zag de bloemen in de wei,
ik voelde de ruimte om me heen.

Dat wat ik verloren was, had een groene kleur
en paars en wit en heel fel geel.

Nu lig ik met een grasspriet in mijn mond,
mijn armen achter mijn hoofd
en kijk ik naar de wolken
om te zien wat ik er allemaal van kan maken.

Laat als eerste een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *