De vlucht van een ooievaar,
zwierig en speels.
Gedragen door de wind
die hem naar grote hoogte brengt.
In cirkels daalt hij neer
in het groene weiland
langs de slootkant,
met in zijn hoofd
een kikkertje verorberen.
Niet meer en niet minder,
dat is zijn leven.
Een ooievaar is zich van zichzelf niet bewust,
kan geen keuze maken, niets overwegen.
En hij die denkt dat de vrijheid in keuze ligt,
kan zich één ding afvragen.
Wie is er vrijer,
de ooievaar of hij?
Categorie: Gedichten
De strijd was opgegeven,
alles was gehaald.
De vis zwom weg alsof er niets gebeurd was,
door het heldere water langs de slootkant,
op zoek naar iets te eten.
Wie verder keek, zag nog de rimpels in het water,
een blik in het verleden van iets dat moest gebeuren.
En zo verspreid het leven zich
wanneer de beweging met jou stuurt,
de roering in het water.
Een golf die verder draagt
en wellicht effect heeft
wanneer jij het niet meer ziet.
Alles begint voor jou, bij jou
en blijft voor jou, bij jou.
Ik weet het
en ik wist het allang.
Een boeman in het donker,
het duister dat mijn ogen blind maakt.
Geketend wachtte ik af,
zittend op de vochtige stenen vloer,
luisterend naar de druppels die via het gewelf
naar beneden drupte.
Boven hoorde ik leven, belletjes,
de geluiden van viool tijdens het bal.
Ik rook de geuren van het eten
van de grote buffetten
die bijna iedere avond plaats vonden.
Ik pakte de sleutel uit mijn zak
en ontdeed me van mijn ketens.
Het sloeg nergens op dat ik bleef zitten
en het was genoeg geweest.
Ik liep naar boven
voor een warm geroosterd kippetje
aan de eettafel.
Een droom,
een beeld van ons tweeën,
gevangen op de maan.
Een rolmops in de hand,
niet van plan om hem op te gaan eten
maar om hem te laten stinken
tot het einde der tijden.
Een eiland,
het strand, de palmen,
het kalme geluid van het zuchten
van de zee.
De dominee at niet mee,
hij was niet uitgenodigd,
omdat niemand meer wou luisteren
naar zijn eindeloze verhalen over god.
Dus hij zat alleen
en dronk het bloed van Jezus,
op de meeste avonden net iets teveel.
Ik vond je in het duister,
met je knieën opgetrokken
op de tweezits van je moeder.
Vergeelde foto’s lagen voor je verspreid,
een reis naar het verleden
om de ooit beleefde vreugde terug te vinden.
De veiligheid van hoe het was,
als kind toen je nog nooit iets echt moest
en de was voor je gedaan werd.
Bij vlagen kon je vasthouden
maar wat moet je ermee,
de schimmen die weer door mijn vingers glippen.
De blik op achteruit,
graaiend in de grabbelton van het verleden
om blindelings te hopen
op een beetje vreugde.
Het begon met een zaligmakend
heerlijk ochtend ontbijt.
Vers geperst van rode druiven,
meloen en okra’s.
Toen ging ik buitenspelen,
op de stoep bij Piet de boer
die me liefdevol een stoepkrijtje
in de hand duwde.
Ik tekende een rood kruis als dank
en rende naar de speeltuin
om te spelen met mijn vriendjes.
Daar was de speeltuin leeg.
Ik voelde me teleurgesteld.
Het zand in de zandbak
leek kouder en natter dan voorheen.
Ik rende naar huis,
thuis waar het warm was
en ik net op tijd was
voor een bord verwarmende boerenkool
met jus en rookworst.
De liefde zit in mij
dus het is aan mij om het mij te geven.
Geen gezoek meer in de ander,
geen veel eisend verlangen.
De blindheid, die is over
en met volle borst ga ik het leven aan.
Ik vertrouw daar op,
ik geloof in mij.
De kracht van de zachtheid,
die in heelheid pulseert.
Niet meer gescheiden
maar in verbinding
leven al mijn delen met elkaar.
Want ik, ik ben één met zelf
en dat maakt mij.
Gerommel uit de diepte,
ik heb er zin in,
het confetti komt me tegemoet.
Draken bewaken de kastelen
waarin prinsessen zijn opgesloten.
Het sprookje komt tot leven.
Ik bestel een pizza
en onderuit gezakt
ga ik er naar kijken.
Dan pak ik de afstandsbediening
en zet ik Netflix aan.
Schuld overvalt me.
Is dit het leven nou?
De gewenning
van het passieve tijdverdrijf.
Laat ik liever de ridder worden
die de draak verslaat.
Dat kan ik vast.
Ik ben 3 en krijg allemaal de klere maar.
De stoomboot, die zit al vol.
Ik heb me gedragen als een zeemeermin,
handen vol verse vruchten die net van de markt komen.
Plompt verloren stond je voor me,
ik was toen 10.
Ik had de kaarsen net uitgeblazen
in het hol van de boom waar ik met een ganzenveer
de hele avond had geschreven.
De nostalgie van aandacht en rust
die me deze dagen zo ver weg lijkt.
gevangen in een fuik vol verse vissen,
ik zie de uitgang niet
en voel me opgepropt
Terwijl ik hap naar adem
en mijn vinnen probeer te bewegen>
Maar ik voel dat het niet gaat,
machteloos in de massa.
Maar ik blijf turen naar dat kleine gaatje licht
waarin ik mijn vrijheid vind.
Ik wring me er doorheen en plots ben ik in de grote oceaan
waar kalmte heerst en ik kan doen wat ik wil.
Vrij om te zwemmen, ontdekken en verwonderen.