Verder naar bericht

Gedicht #302

Ik vond je in het duister,
met je knieën opgetrokken
op de tweezits van je moeder.

Vergeelde foto’s lagen voor je verspreid,
een reis naar het verleden
om de ooit beleefde vreugde terug te vinden.

De veiligheid van hoe het was,
als kind toen je nog nooit iets echt moest
en de was voor je gedaan werd.

Bij vlagen kon je vasthouden
maar wat moet je ermee,
de schimmen die weer door mijn vingers glippen.

De blik op achteruit,
graaiend in de grabbelton van het verleden
om blindelings te hopen
op een beetje vreugde.

Laat als eerste een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *