Verder naar bericht

Gedicht #298

Ik ben 3 en krijg allemaal de klere maar.
De stoomboot, die zit al vol.
Ik heb me gedragen als een zeemeermin,
handen vol verse vruchten die net van de markt komen.
Plompt verloren stond je voor me,
ik was toen 10.
Ik had de kaarsen net uitgeblazen
in het hol van de boom waar ik met een ganzenveer
de hele avond had geschreven.
De nostalgie van aandacht en rust
die me deze dagen zo ver weg lijkt.
gevangen in een fuik vol verse vissen,
ik zie de uitgang niet
en voel me opgepropt
Terwijl ik hap naar adem
en mijn vinnen probeer te bewegen>
Maar ik voel dat het niet gaat,
machteloos in de massa.
Maar ik blijf turen naar dat kleine gaatje licht
waarin ik mijn vrijheid vind.
Ik wring me er doorheen en plots ben ik in de grote oceaan
waar kalmte heerst en ik kan doen wat ik wil.
Vrij om te zwemmen, ontdekken en verwonderen.

Laat als eerste een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *