Verder naar bericht

Categorie: Gedichten

Gedicht #343

Troost,
in het geval van zuiverheid.

De maan keek me lachend aan vanaf boven,
terwijl ik op bed lig met al mijn knuffels om mij heen.

Het voelt veilig, geborgen, vrij,
er wordt over me gewaakt.

Ik heb nog niet de zorgen,
die ik later wel zou krijgen.

Er is nog ruimte voor speelsheid
en dat weet ik, daar op bed, voor het slapen gaan.

Dat wanneer de morgen komt,
ik weer vrij mijn bed uit kan stappen,
de wereld in,
die ik zie als één groot avontuur.

Laat een reactie achter

Gedicht #342

Ik was verdwaald in verre landen,
op de krukas van mijn eigen bestaan.

Maar de zon schijnt nu in mijn gezicht,
het gekoer van de duif,
dat voor mij als de lente voelt
en de zomerse warmte.

De bloementuin staat in bloei,
ik mag naar binnen lopen.

Dit is mijn tuin,
ik loop er doorheen en ik verwonder me.
Vrij alsof het de eerste keer is
dat ik er doorheen loop.

De eerste keer met mijn ogen open,
met aandacht en waardering.

Want dit is leven, mijn leven
en ik mag er zijn.

Dit voelt mooi.

Laat een reactie achter

Gedicht #341

Ik zit op kastelen,
hoog op de kantelen
turend over het glooiende landschap,
het groene groen van de uitgestrekte bossen.

De zon schijnt op mijn gezicht,
een rust in de ruimte van het overzicht,
Een zachtheid in het besef van mijn bestaan.

Genietend van het feit dat er geen afleiding is,
dat ik ongestoord de warmte van de zon mag voelen,
de bries door mijn haren,
zijn koelte tegen mijn huid.

Dat ik de pracht van de natuur mag ervaren
en de vlinders in mijn buik mag voelen
bij het besef en de droom
van alle avonturen die hier voor me liggen.

In dit uitgestrekte groene landschap,
met de zon op mijn gezicht.
De ruimte en de zon in mijn gevoel.

Laat een reactie achter

Gedicht 340

Je schijnt in mijn ogen
met je stralende lach.

De lente tegemoet,
lekker rollebollen in het gras.

Tevreden met onze armen achter ons hoofd,
de schapen tellen in de blauwe lucht.

Bijen zoemen ons voorbij,
van bloem naar bloem
waarvan de geur het leven zoet maakt.

Ik leef en ik geef het uit.
Ik leef maar 1 keer.

Leven mag rollen,
zalig stromen tot het niet meer kan.

Ik kijk naast me en ik geef je een kus,
want leven wil ik met jou.

Laat een reactie achter

Gedicht #339

Een roep in de kou,
door de sneeuw heen zie ik je.
Je lijkt op een sprookje,
in een witte jurk in een winterlandschap.

De sneeuw stopt en er komt rust en ruimte.
De leegte van de kou vult mijn hart
met mijn eigen warmte.

Vol bewondering kijk ik om me heen.
De zon komt op,
een klein streepje licht
in een wit betoverend landschap.

Witte glooiende bergen,
besneeuwde dennenbomen.
Hoe beter ik kijk,
hoe mooier ik het vind,
hoe blijer en beter ik me voel.

Ik ren het stille landschap in
en hoor het gekraak
van mijn eigen voetstappen in de sneeuw.

Wat dichtbij,
wat fijn.

Laat een reactie achter

Gedicht #338

En liefdevol zei ik tegen mijn kind,
wil je me aankijken?

Ik wil je leren zien,
ik wil je leren kennen.

Zodat ik je kan helpen groeien
en bloeien in wie je echt bent.

Mijn kind voelde een vertrouwen,
draaide zijn hoofd en keek me voor het eerst
echt aan.

Ja zei mijn kind,
je mag me leren zien,
je mag me leren kennen,
laten we samen groeien.

Laat een reactie achter

Gedicht #337

Speels kwam je naar buiten,
je was 10.

Je had het niet gedaan,
het was de buurvrouw.

Jij wou alleen maar spelen in de speeltuin.
Alleen zijn, je best doen om heel goed
in het klimrek te kunnen klimmen.

Dat was je wens,
niet alle serieuze zaken van de volwassenen
die zo moeilijk doen.

Waar zit de ‘swing’ in serieus zijn?
Waar zit de vrijheid in ontdekken
als je met gedachtekracht dingen
in een vorm wilt drukken?

Dat is niets voor een kind.
Een kind wil vrij zijn, een kind wil spelen,
een kind wil heel goed worden in het klimrek.

Ik wil vrij zijn,
ik wil spelen,
ik wil heel goed worden in het klimrek.

Laat een reactie achter

Gedicht #336

Gevangen in spookverhalen,
in de kerkers van mijn eigen zijn.

Door een raampje straalt een straaltje licht.
Ik verlang er naar om buiten te zijn,
de frisse lucht, dansen met mijn blote voeten in
het frisse groene gras.

Vlinders die van bloem naar bloem vliegen,
alles rustig en natuurlijk, op z’n eigen tempo.

Vredigheid en gemoedelijkheid,
niets moet en alles dat wat nodig is,
dat is voorradig.

Voorzichtig zet ik mijn voet neer,
het is nat, ik voel het gras.

Ik kijk om me heen
en zie nog net de kerker oplossen.

Ik dans en de vlinders dansen mee,
hier heb ik zo lang naar verlangd.

Laat een reactie achter

Gedicht #335

Ik vond je in mijn vlucht,
ondersteboven naar de horizon,
geitenballen bij het gourmetten.

Niets was teveel, niets was te duur.
Totdat de schaarste kwam.

Toen heb ik peentjes gezweet in indiaanse zweethutten
om te vergeten wat de wereld buiten was.

Hete vuren, stoom, een nat lijf in hogere sferen.
Ik liet het los en gooide het er allemaal uit.

Bevrijding en nu sta ik hier,
plots op een verlaten kruispunt.

Het is stil, het is nacht en ik ben alleen.
Het bevalt me wel.

Ik begin te lopen en kijk naar de sterren boven me.
Ik voel een prachtige atmosfeer en realiseer me
hoe prettig ik dit vind.

Laat een reactie achter