Verder naar bericht

Categorie: Gedichten

Gedicht #240

Mist.
In mijn schulp gekropen
op een onbewoond eiland.

Hier voelt het veilig.
Daar niet.

Dichtbij mezelf.
De dakpannen vliegen van het dak
maar de pannenkoeken staan op het vuur.
Binnen is het gezellig,
de haart knispert.

Ik kijk naar buiten,
het ziet eruit als een uitdaging.

Misschien later.
Ik leg mijn voeten op een stoel
en zak nog eventjes lekker onderuit.

Laat een reactie achter

Gedicht #239

De trein reist door het landschap
van groene velden en kleurrijke bloemen.

Kalm komt de stoom uit zijn neus,
de wielen gaan tsjoek, tsjoek.

De wereld vertraagd bij eenvoud.
In dit tempo houd ik het allemaal wel bij.

Wie goed zoekt, zal vinden.
Wie de juiste keuze maakt, zal vinden.

Langzaam kom ik uit mijn slaap.
Ik leefde een droom die niet de mijne was.

De merel floot een wijsje
en ik opende het raam.

Laat een reactie achter

Gedicht #238

Je reist, je komt, je valt.
Tegenover me zit Brenda.
Ik ken haar niet en dat heb ik ook nooit gedaan.

Het toeval bestaat niet.
Het toeval wil in het beste geval niet groter zijn
dan een muizenkeutel.

En toen waren er nog maar twee,
zittend op de trap met een glaasje diksap.

Liever hadden ze naar de weilanden gekeken.
Naast elkaar op het hek schapen tellen.
Dromen over de kaas die door ze gemaakt kan worden.

Vandaag is het zondag,
ik hoef nog even niets.

Laat een reactie achter

Gedicht #237

Het tovenaarswoord ‘zijn’
ligt niet bij allen in de mond.

Naast me staat lavendel.
Hij geurt in de veel belovende ochtend zon.

Na het onweer van vannacht
daalt de kalmte weer terug.

De wereld is weer gevoed,
het groen heeft weer zin om te bestaan.

Vogels tjilpen om me heen.
In de eik achter me hoor ik een koolmees.

Vandaag ga ik leuke dingen doen
maar eerst eens even rustig wakker worden
met een kopje koffie.

Laat een reactie achter

Gedicht #236

Zuivere regen vallend op mijn kale schedel.
Het is verfrissend om de helderheid te voelen.

Gewekt uit een droomwereld,
wakker geworden in de echte
die eigenlijk nog meer lijkt op een droom.

Een vogel vliegt langs,
anderen hoor ik fluiten in de bomen om me heen.

De lucht is grijs
maar het gras is groen.

Met blote voeten loop ik er doorheen.
Het voelt nat en fijn.

Ik maak weer contact met wat ik soms vergeet
maar wat nooit vergeten had mogen zijn.

Laat een reactie achter

Gedicht #235

Alle geluk voor een Florentijns zijn.
Ik moet maar even opzoeken wat dat is.

De fantasie die naar boven komt,
zijn bestaan wilt claimen
en neigt naar zachte appeltjes in het gras.

In het voorbij gaan had ik je niet gezien.
Dat gebeurde zo’n paar keer per dag.

In drukte verzonken,
geen goede uitlaatklep vanuit een twinkelende rust.

Het is de compensatie die naar boven komt,
wanneer je te ver in het ene schiet.

Maar wanneer ik even ontspan,
ben je er weer gewoon.

Gelukkig.

Laat een reactie achter

Gedicht #234

In de ochtend in alle rust vind ik je.
Niet als ik op zoek ga
maar juist als ik je laat gaan.

Een stroom van wolken waarop de de vrijheid vindt,
springend van de een naar de ander,
enthousiast over het bestaan.

Zin in de dag met al de mogelijke opties.
Zin in het strand,
de zilte lucht en een vers visje aan de zee.

Een kinderlijk enthousiasme dat me laat herinneren
dat het leven nergens over gaat.

En in die ruimte,
vind ik mezelf.

Laat een reactie achter

Gedicht #233

Het hoogste lied,
gezongen van de kade van het trappenhuis.
Betaald met koude munten,
in het glinsterend zwart van de woelige oceaan.

Het zwarte gat waar alles in verdwijnt
en altijd in beweging is.
De onzekerheid,
die als een kille afstand voelt.

Wat als we het een keer omdraaien?
Het zwarte water blauw en helder maken,
vol leven.

Speelse vissen en koraal.

De koekoek roept,
op de toren naast de haan.
Voor een lange tijd vergeten
maar nu claimt hij zijn plek.

Al is het van een andere plaats,
gezien wordt hij nu wel.

Laat een reactie achter

Gedicht #232

Ben ik je kwijt geraakt?
Of heb ik je verlaten?

Ben je er nog wel?
Zie ik je nog?
Of stop ik je weg?
Bang, dat je van me af beweegt.

Geef ik je de ruimte
en straks als het weer kalm
en helder wordt,

ik langzaam neerdaal,
dat je op me staat te wachten
en mijn hand pakt.

Alsof er niets gebeurd is.

Je bent er altijd.
Maar ik moet ook degene zijn
die jouw hand vasthoud.

Laat een reactie achter