Verder naar bericht

Gedicht #238

Je reist, je komt, je valt.
Tegenover me zit Brenda.
Ik ken haar niet en dat heb ik ook nooit gedaan.

Het toeval bestaat niet.
Het toeval wil in het beste geval niet groter zijn
dan een muizenkeutel.

En toen waren er nog maar twee,
zittend op de trap met een glaasje diksap.

Liever hadden ze naar de weilanden gekeken.
Naast elkaar op het hek schapen tellen.
Dromen over de kaas die door ze gemaakt kan worden.

Vandaag is het zondag,
ik hoef nog even niets.

Laat als eerste een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *