Verder naar bericht

Categorie: Gedichten

Gedicht #268

Met één oog kijk ik je aan.
ik heb mijn ooglapje net afgedaan
en jij wilt niet terugkijken.

De diarree die tussen onze billen loopt,
gaat stinken.
Daar komt een verhaal, aan de andere kant
moet je nog even wachten.

De wind waait door mijn haren,
op de pier aan het einde van de wereld.

Ik heb je gezien toen ik in de spiegel keek.
Je deed me denken aan vroeger,
aan thuis.

De gang waar ik vroeger steeds doorheen liep,
de deur uit, naar buiten.

Laat een reactie achter

Gedicht #267

Ik vloei, ik groei,
ik beweeg, ik boei.

In de havenstad wordt met zwaarden geregeerd.

Aan de oevers van het koude water,
vroeg in de ochtend, wanneer de nevel hangt.

Wacht ik tot het paard arriveert
en ik aan mijn reis beginnen kan.

In de sloot in het avondrood,
ik betreur het dat ik niet verder kan.

Ik neem er geen genoegen mee.
Maar zie hier, de schildknaap die in slaap is gevallen
tijdens zijn wacht bij de poort.


Laat een reactie achter

Gedicht #266

Een vlaflip met limonade,
vuurtjes stoken in het park.

Ik voel een kinderlijke spanning,
zin om me te laten gaan in het avontuur
dat vrij ontdekken heet.

De kooltjes liggen op het vuur,
de bbq staat aan.

De maiskolven liggen lekker te grillen
en liggen te wachten om ingesmeerd te worden
met een zoute chilliboter.

Fijne dingen,
losgeweekt van het moeten
even niks en onbezonnen.

De moestuin is ook een avontuur
maar dat komt nog wel
voor als ik later groot ben.

Laat een reactie achter

Gedicht #265

Gekke bekken trekken bij het kampvuur.
Mijn vingers trekken mijn mondhoeken uit elkaar,
mijn tong steekt uit.

In de rode gloed zie ik mensen lachen,
we delen met elkaar.

het vuur verbindt,
de cirkel brengt warme.

In het leven ben je nooit alleen
want iedereen zoekt uiteindelijk altijd elkaar.

In de stilte vind je je jezelf,
in de drukte kun je delen.

Balans laat je in je heelheid zijn wie je bent.

Dus kijk, zoek en vind
en breng soms je gitaar.

Laat een reactie achter

Gedicht #264

Ik breng je terug naar je moederland,
de graanvelden waar je ooit vandaan kwam.

Waar je speelde met kikkers in de modderpoel
en je met je gele jas en laarzen in de plassen stampte op het erf.

Als ik mijn ogen dicht doe en het me weer voorstel
hoor ik kippen en geiten.
Een symfonie van dierengeluiden,
bekrachtigd met de heerlijke boerderij lucht.

Tja, de tijden zijn veranderd.
Op mijn motor probeer ik de vrijheid te voelen
die ik vroeger ook ervaarde.

Altijd op weg
maar het is tijd om thuis te komen.

Laat een reactie achter

Gedicht #263

De overvloed.
Een schaakbord vol met rode stenen.
De kameel die tapdanst in de Sahara en een daverend applaus krijgt.

Ik zwijg en zit alleen,
ik heb gekozen voor het bos.

Aan de oever van een vennetje bekijk ik het leven om me heen
in de rust van het bestaan.

Schaatsenrijders glijden over het water,
langs de kant loop speelt een gele kwikstaart,
op de tak van een dennenboom zingt een roodborst zijn verhaal.

Er zijn momenten waarbij ik niet meer nodig heb dan dit,
om me geheel vervuld te voelen.

Laat een reactie achter

Gedicht #262

Vrij zijn,
een bedoeïen drukt in de woestijn een flesje cola in mijn hand.
Ik was 12 en de bedoeïenentent betoverde me.

Vrij zijn,
ik stond op de marble mountains in Vietnam.
Er was niemand en ik keek naar de zee.
Een schreeuw vanuit mijn binnenste bracht me ontlading.

Vrij zijn,
ik stond op de kliffen in Bali bij Uluwatu
en keek over de oceaan.
Een traan rolde over mijn wang.

Vrij zijn,
ik zat thuis op de bank en voelde me zo innig verbonden
met mezelf en met de wereld.
Mijn energie kreeg de volle ruimte en ik stroomde.

Vrij voelen…

Laat een reactie achter

Gedicht #261

Gedoofd, aan het einde van een heel lang leven.
Het vuur was op, de kast is leeg.

Ik staar naar een hoopje spullen
wat ooit het leven was van een persoon.

Een verzameling overblijfselen,
een herinnering waarvan alleen de persoon die ze achter heeft gelaten
nog wist wat hun waarde was.

Leeg, zoals hij was gekomen is hij ook gegaan.
De bedompte kamer wordt nu voor iemand anders.

Een zo eindig je dan,
tussen vier muren die je afslijten van al dat mooie groen.

De wildernis vol avonturen, hij was ze vergeten,
simpelweg omdat hij ze niet meer zag.

Laat een reactie achter

Gedicht #260

Op een het zat een kip,
zijn naam was Jip.

Iedereen had genoeg van zijn gekakel
dus ging hij naar de bakel.

Daar kreeg hij niks
maar hij droomde van Netflix.

Het was op een ochtend toen hij de eerste krant ontving
en hij de hypocrisie van zijn omgeving zag.

Maar ik ben niet de enige die kakelt,
de hele wereld doet het
en vindt het heerlijk.

Hij was er even stil van.

Maar toen klom hij weer terug op zijn hek
en kakelde zijn leven lekker door.
Want tsja, dat doen kippen.

Laat een reactie achter