Verder naar bericht

Gedicht #267

Ik vloei, ik groei,
ik beweeg, ik boei.

In de havenstad wordt met zwaarden geregeerd.

Aan de oevers van het koude water,
vroeg in de ochtend, wanneer de nevel hangt.

Wacht ik tot het paard arriveert
en ik aan mijn reis beginnen kan.

In de sloot in het avondrood,
ik betreur het dat ik niet verder kan.

Ik neem er geen genoegen mee.
Maar zie hier, de schildknaap die in slaap is gevallen
tijdens zijn wacht bij de poort.


Laat als eerste een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *