Verder naar bericht

Auteur: admin

Gedicht #129

Ik omarm je zachtheid
zoals de eerste zonnestralen op een levendige lente dag.

Ik heb je gemist terwijl je zo dichtbij was.

Soms leef je langs elkaar heen
en vergeet je het even.

Maar als je dan ineens weer naast elkaar loopt
en elkaar in de ogen kijkt,
de genegenheid voor het bestaan in elkaar herkent,
herinner je je weer hoe het kan zijn
en wie je was.

Fijn.

2 Comments

Gedicht #128

Vroeger was het anders.
Ik hoor het mezelf nog zeggen.

Betoverd door fimo klei en een plastic ridderzwaard
dat doorknakte bij het minste geringste.

Een volle knikkerzak met steeds dezelfde knikkers
omdat ik nooit durfde te spelen.
Bang om mijn knikkers te verliezen
en niets meer bij het oude was.

De wijde wereld in op de fiets
en 150 meter verder met mijn zusje picknicken in het gras.

Op tijd naar bed
en de volgende ochtend uitgerust wakker worden.

In de zomer buiten spelen
totdat de lantarenpalen aangingen.

Ja, vroeger was alles anders.

Laat een reactie achter

Gedicht #127

Je bedaarde en smolt voor mijn ogen
als sneeuw op een warme zomernacht.

De bbq stond nog aan en was veranderd in een kampvuur
dat knisperde met vonkjes die hun weg naar boven vonden
als sterren in de nacht.

Zo lagen we arm in arm.
Te genieten van de zachtheid in de lucht
en onze ‘zijn’ dicht tegen elkaar aan.

Nu ik mijn ogen sluit en er aan terug denk,
zou ik willen dat het echt gebeurd was.

Wie weet,
wie weet.

Laat een reactie achter

Gedicht #126

Een cadeau was door de nacht gegeven.
Ik had op duizend paarden gewed maar jou had ik nooit verwacht.

Precies op het tijdstip waarop ik het koren hoorde
en wist dat het seizoen rijp was.

Ik plukte je of je was voor me gevallen.
Misschien vingen we elkaar in het moment van de eeuwige ruimte.

Toen ik je proefde,
waren je lippen zoet.

Het leek alsof we voor eeuwig naast elkaar lagen
op het zachte gras van de boomgaard.

Wie weet was dat ook wel zo.

Laat een reactie achter

Gedicht #125

Ik was je gevolgd tot in de diepe dalen
maar ze waren niet van mij.

Ik kon alleen maar vanaf halverwege mijn hand uitstrekken,
niet wetend of je hem in het donker kon zien.

Ik heb op je gewacht tot de sneeuw, kou en regen me verstijfd hadden
en ik echt niet langer kon.

Ik moest je achterlaten
om mijn eigen warmte weer te kunnen voelen.

Soms denk ik nog wel aan je en vraag me af waar je dan bent.
Helaas denk ik het antwoord wel te weten.

Laat een reactie achter

Gedicht #124

Verloren uren zijn voorbij gegaan.
Ik heb ze niet gevoeld, ik heb me niet bewogen.

Geenszins had het zin om aan de waterkant te staan,
om te staren in het diepe water totdat de zon onder was gegaan.

Ooit zeil ik hier weg.
Met de wind vanuit de oosten naar de schat die me altijd bijgebleven is.

Nu ga ik verder dromen.
Ik ben moe en het is genoeg geweest.

Laat een reactie achter

Gedicht #123

Het weeïge gelach van de wrange vrucht die ik eerder geplukt had,
voelde als een stomp in mijn maag.

Hoog op de berg voelde ik me nog als Hercules.
Laag in het dal, niet meer dan een verdord takje dat mee stroomt
op de rivier en bij iedere draaikolk de kans heeft om veel te lang vast te zitten
door achteloos rondjes te draaien terwijl ik met de tijd steeds meer verga.

De uitweg?
Wordt een regenboogforel en leef in de rivier in plaats dat je er op drijft.
Bedankt voor je advies.

Laat een reactie achter

Gedicht #121

In het echt bestond je niet.
Ik had je overal gezocht,
totdat ik je je terug vond in mijn gedachten
waar mijn fantasie je ooit gemaakt had.

Met hink-stap-sprong over ijsschotsen.
De keizerspinguïns staan te kijken en zich af te vragen of ik uitglijd.
Vast wel.

De baas van het journaal had terug gebeld.
Ik mocht niet komen.

Pas als ik was uitgegleden en verdronken,
dan zou ik het nieuws halen.

Ik zei dat ik er over na zou denken
maar stiekem weet ik al dat ik dat niet wil.
Het is het niet waard.

Gister redde ik een zeester.
Dat vond ik eigenlijk ook wel mooi nieuws.

Laat een reactie achter