Verder naar bericht

Avocado Poems Posts

Gedicht #336

Gevangen in spookverhalen,
in de kerkers van mijn eigen zijn.

Door een raampje straalt een straaltje licht.
Ik verlang er naar om buiten te zijn,
de frisse lucht, dansen met mijn blote voeten in
het frisse groene gras.

Vlinders die van bloem naar bloem vliegen,
alles rustig en natuurlijk, op z’n eigen tempo.

Vredigheid en gemoedelijkheid,
niets moet en alles dat wat nodig is,
dat is voorradig.

Voorzichtig zet ik mijn voet neer,
het is nat, ik voel het gras.

Ik kijk om me heen
en zie nog net de kerker oplossen.

Ik dans en de vlinders dansen mee,
hier heb ik zo lang naar verlangd.

Laat een reactie achter

Gedicht #335

Ik vond je in mijn vlucht,
ondersteboven naar de horizon,
geitenballen bij het gourmetten.

Niets was teveel, niets was te duur.
Totdat de schaarste kwam.

Toen heb ik peentjes gezweet in indiaanse zweethutten
om te vergeten wat de wereld buiten was.

Hete vuren, stoom, een nat lijf in hogere sferen.
Ik liet het los en gooide het er allemaal uit.

Bevrijding en nu sta ik hier,
plots op een verlaten kruispunt.

Het is stil, het is nacht en ik ben alleen.
Het bevalt me wel.

Ik begin te lopen en kijk naar de sterren boven me.
Ik voel een prachtige atmosfeer en realiseer me
hoe prettig ik dit vind.

Laat een reactie achter

Gedicht #334

Een prins uit een land hier ver ver vandaan
keek me aan en zei,
Potverdriezwaarden, JIJ hebt het niet gedaan,
het was de koe die zo gemakzuchtig was!

Beide keken we tegelijk om naar het weiland achter ons.
Daar lag de koe in alle onschuld te kauwen op een bergje gras.

Ga eens kijken, zei de prins.
Ik ging kijken maar ik zag niets wonderlijks.

Echt veel anders kunnen we eigenlijk ook niet
van de koe verwachten, zei ik.

Dat is waar, zei de prins.
Pilsje dan maar?

Dat is goed
en we liepen samen naar de dorpskroeg.

Laat een reactie achter

Gedicht #333

De tijd was vervlogen,
de hamster had te lang in het rad gerend
zonder echt vooruit te komen.
En nu was hij moe.

Het kwam zoals hij nooit verwacht had.
In goud met een pimpelpaars randje.
Het was een cadeau.

Blij keek hij naar het pakje.
Hij maakte het open en zag tot zijn grote verbazing,
een vrouwtjes hamster.
Gezellig, dacht hij.

Hij vroeg haar hoe het ging.
Goed, zei ze.

Het was vreemd maar toen hij hoorde dat iemand zich goed voelde,
voelde hij zich ook ineens een stuk beter.

Een zachtheid overviel hem,
een rust daalde in.

Hij keek naar het rad en begreep hem niet niet meer.
Samen gooide ze het rad uit de kooi
en ze leefden nog lang en gelukkig.

Laat een reactie achter

Gedicht #332

In zijn eenvoud staat het geschreven,
de reis naar Bethlehem was een mooie.

Met de ster als doel,
als ijkpunt aan de hemel voor het leven
van de mens, de reis die hun naar verlichting bracht.

De taal van symbolen die rijk in ons leeft,
om mooie verhalen te vertellen,
die we allen kunnen voelen.

Een ieder kan zijn eigen ster aan de hemel zetten,
zijn reis maken en zijn verlichting vinden.

Wie zijn wens een plek geeft
en serieus neemt in zijn actie en creatie,
voelt in zijn borst de twinkelende ster,
die altijd en overal verlichting geeft.

Laat een reactie achter

Gedicht #331

Knoestige takken, een ruwe bast en een stevige stam.
Ik benijd je soms in hoe je bent.

Je staat daar, stevig en al jaren.
Je leeft, ik zie het aan je want in elk seizoen,
zie je er anders uit.

Een met jouw leven geef je leven,
zonder dat het je in de weg staat
of beschadigd.

Doordat je leven geeft, vermeerder je zelfs.
De eekhoorn die jouw vrucht begraaft,
vergeet en in het voorjaar ontspruit.
Een deel van jou om op zichzelf weer leven te zijn.

De vrucht die de eekhoorn niet vergeet,
leeft door in de eekhoorn en zo reis je verder,
verder dan je knoestige takken, je ruwe bast en je stevige stam.

Ik benijd je soms in wie je bent,
in dat je niet anders kunt zijn dan jij.

Laat een reactie achter

Gedicht #330

Verdwaald in de nacht,
langs kastelen gedwaald en gestaan
voor de hoge muren.

Ik wou naar binnen,
waar ik de vuren zag branden in de gouden gloed
die door de ramen scheen.

Kan ik het? Kan ik de klim maken?
Ben ik binnen welkom en voel ik me er thuis?
Of is mijn thuis ergens anders?

Het kleine huisje bij de uitmonding van het riviertje
aan het meer, dat vol met vis zit.

Onder de dennenbomen waar de eekhoorns me
’s morgens begroeten en de vogels me wakker fluiten.

Ik kijk nog een keer naar de stenen muur voor me,
hoog, hard en ondoordringbaar.

Dan loop ik naar de plek waar leven is,
mijn leven.

Laat een reactie achter

Gedicht #329

Toen je verdwenen was,
zat je op een oude tak in de moestuin.

Je zat te blazen en wilde je
niet overgeven aan het moment.

Één keer heb ik je nog gezocht,
het was op een blauwe donderdag.

Ik had mijn zondagskleren aangetrokken
die kleurde bij het krijtstreeppak van vader.

Zo strak dat ik bijna niet kon ademen.
Ik moest rennen om meer ruimte te voelen.
De wereld in.

Na een tijdje stopte ik buiten adem.
Ik moest aan je denken op de oude tak in de moestuin.

Ik klom in een boom en gaf me over aan het moment.
Toen koos ik de mijne.

Laat een reactie achter

Gedicht #328

Ik moest even een scheetje laten
en ook al was hij nog zo klein,
zijn geur straalde een grootsheid uit,
daarin zat hem het venijn.

Laat een reactie achter