Verder naar bericht

Gedicht #330

Verdwaald in de nacht,
langs kastelen gedwaald en gestaan
voor de hoge muren.

Ik wou naar binnen,
waar ik de vuren zag branden in de gouden gloed
die door de ramen scheen.

Kan ik het? Kan ik de klim maken?
Ben ik binnen welkom en voel ik me er thuis?
Of is mijn thuis ergens anders?

Het kleine huisje bij de uitmonding van het riviertje
aan het meer, dat vol met vis zit.

Onder de dennenbomen waar de eekhoorns me
’s morgens begroeten en de vogels me wakker fluiten.

Ik kijk nog een keer naar de stenen muur voor me,
hoog, hard en ondoordringbaar.

Dan loop ik naar de plek waar leven is,
mijn leven.

Laat als eerste een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *