In mij, diep begraven,
ligt een land hier ver vandaan.
Een land met vlaggen en wimpels,
en voor iedereen voldoende graan.
Een land met ridders en kastelen,
jonkvrouwen en avontuur.
Ik wil het met een ieder delen
want in dat land, daar ligt mijn vuur.
Bossen en akkers, weelderig en fijn,
een boomgaard met appels
men drinkt cider, geen wijn.
Het leven is rustig, zonnig en kalm,
het brood wordt gebakken,
met het graan in zijn halm.
Het land mag gaan leven,
vredig en vrij
en dat is het mooie,
het land leeft in mij.
Categorie: Uncategorized
Een kan met hutspot,
grote vlokken op een warme regendag.
Drie keer dromen en het is weer voorbij.
De vaat is gedaan, de koeien staan op stal
en het licht brand in de huiskamer
waar het vuur de kamer verwarmt.
Het is winter in de zomer,
de koeien vertellen gekke verhalen,
in rook opgegaan in de lengte van de tijd.
Mag ik nog één keer spelen.
Als de wind die rondjes draait
en kriebelt achter mijn oor.
De tinteling van verlangen
in stilte helemaal los
met mijzelf en mijn verhalen.
Terwijl de gouden regendruppel op een kikker valt,
zit ik verscholen in het riet.
Comfortabel, in mijn element,
geborgen door de rust en simpelheid,
het water en het groen.
Zacht gekwaak tussen het geluid van regen door,
vanaf de oppervlakte zie ik de druppels vallen.
Het water stuitert op,
wordt weer teruggetrokken
en kleine golfringen ontstaan
die zich weer vermengen met de rest.
Zo mooi, zo fijn
en hoe langer ik kijk,
hoe meer het me raakt,
hoe meer ik thuis kom
in mijn echtheid van leven.
Ik heb je verdrongen,
hier in de donkere kerkers
waar het nat en vochtig is.
Ik heb je opgesloten,
omdat ik dacht dat je het licht niet mocht zien.
Ik heb je nooit vrij gelaten
omdat ik dacht dat je er niet mocht zijn.
Maar je bent er wel
en door je weg te stoppen,
stop ik mezelf weg.
Zet ik een deel van mij gevangen
en ben ik altijd minder vrij.
Waarom dacht ik ooit dat je het licht niet verdiende?
Ga maar,
Speel maar in de wei.
Het gras, het gras,
op blote voeten in een modderplas.
Contact met de aarde
mijn eigen natuur.
De tijd wordt vergeten
en weg is het uur.
Toen ik je zag
rolde een traan.
Toen ik nog jong was
liet ik je gaan.
Maar neem me niet kwalijk
ik wist toen nog niet
dat het leven vertroebeld
en je soms niet meer ziet.
Maar nu in de speelsheid zie ik je weer
ik stamp in de plas en dan doe ik het weer.
Ik ben verliefd.
Niet op iemand anders.
Nee dit is voor mezelf.
Ik ben verliefd,
niet op mijn spiegelbeeld
maar op wie ik ben.
Want je mag blij zijn met jezelf.
En dat is wat ik ben.
Ik zie een lach.
Ik kijk er nieuwsgierig naar
en besef dat ik in de spiegel kijk.
Het is mijn lach.
Gelukkig.
Van hoog gevallen
en laag weer opgestaan.
Ik moest het eerst zeker weten
voordat ik verder kon.
De hele weg zag ik voor me,
speels op en neer gaand door het glooiende landschap.
Wanneer het donker werd zette ik mijn tent op
en boven een knisperend kampvuur kookte ik mijn sobere maaltijd.
Vergezeld door de sterren genoot ik van de stilte
en alles om mij heen.
In de natuur met al haar ruimte kon ik mezelf weer voelen
en ervaarde ik de warmte van mijn eigen bestaan.