Verder naar bericht

Auteur: admin

Gedicht #228

Een vlinder met een gebroken schouder
zat sip op een bloem om zich heen te kijken.

Nergens waar hij heen kon.
De wind vloog om hem heen,
de blauwe lucht leek ver,
zijn vrijheid weg.
Vliegen kon hij even niet.

De bloem waar hij op zat was paars,
net uitgekomen in de vroege lente.

Naast hem zag hij nog een bloem
en daarnaast nog één.

Vanaf de plek waar hij zat,
was de wereld ook mooi.

Dus stond hij even stil,
kwam hij op één lijn met de wereld
en zichzelf.

Laat een reactie achter

Gedicht #227

Geborgen in de vroegen ochtend,
de veilige mist die me omringt.

In de nevels hoor ik vogels,
een scherpte die me wakker maakt.

Twee dingen die ik kan doen.
Of ik focus op de klank
of op de melodie.

Met de melodie drijf ik mee,
naar groene oorden dichtbij mij.

Dichtbij mijn natuur is waar ik leef.
Maar dat moet ik altijd kiezen.

Laat een reactie achter

Gedicht #226

Wat ben je mooi,
als het duister in de stille nacht.

Het canvas waar vuurvliegjes ontwaren,
speels in het lange gras.

Het weiland staat vol,
vol mooie bloemen.

De zon heeft zijn best gedaan en straalt
om ons het mooiste te laten zien.

Wie kijkt, die ziet het.
Wie teveel is opgenomen in zijn eigen wereld
zal alleen zien wat hij verzint.

Open kom ik je tegemoet
om je teder te kunnen omarmen.

Laat een reactie achter

Gedicht #225

Wie het meest dichtbij komt,
kriebelt in mijn buik.

Het luik staat open,
klaar voor de schone nieuwe lente lucht.

Een sprankeling overvalt me,
ik heb er zin in.

De ramen moeten open,
er moet beweging zijn,
er komt beweging aan.

Zin, zin in groen,
zin in het leven.

Wie zal het zeggen?
Het eerste woord is nog niet geschreven.

Maar er komt een tijd dat alles klopt
en dat alles stroomt.

Vrij.

Laat een reactie achter

Gedicht #224

Schone dagen,
waarop mijn hoofd het leegst voelt
in het tandrad van de ingewikkeldheid.

De tijd werd even complex
als het mechanisme van de klok zelf.

Altijd klikken de radars door,
spant de veer zich om zich vervolgens weer te ontspannen.
Altijd slaat de klepel.

Wat verdween er toen het uur geschapen werd?
Wat gaven we op toen we de tijd in hokjes gingen verdelen?

Lang kijk ik naar de golven van de zee.
Ze komen dichtbij en gaan weer weg.
De simpelheid brengt me rust.

Laat een reactie achter

Gedicht #223

De zon op mijn gezicht,
het leven lacht me toe.

Ik ben dichtbij,
je kijkt naar me,
ik zie jou.

Een traan rolt over mijn wang
van puur geluk.

Ik zie dat jij de zon bent
en me toelacht.

Bij jou,
ben ik eindelijk thuis gekomen.

Laat een reactie achter

Gedicht #222

Stijf als een hark,
niet in beweging te krijgen.

Bevroren in een emotie
die altijd in de sluimer heeft gelegen.
Ik houd van jou
en daarom kan ik mezelf pijn doen.

Een rots in de zee.
Het water spettert via de kracht van de golven omhoog

Het drama is verloren in de grote oceaan.
Iedereen deelt wat zodat het vervliegt in de onwetendheid
omdat het te klein is om waar te nemen.

Rust, als een sterke boom die bromt in het groene woud
en één met zijn natuur is.

Laat een reactie achter

Gedicht #221

In de sluimer van het verleden
ligt een rode bal verstopt.

Hij is niet wit, paars, groen of geel,
nee hij is echt rood de rode bal.

Maar zoeken heeft geen zin.
Hij ligt langs de oever van de slootkant,
tussen het fluitenkruid waar ik als kind altijd
‘verstop de bal’ speelde.

Ik hoef hem ook niet terug.
Hij mag daar lekker blijven liggen
want hij ligt daar veilig.

Ik weet waar hij ligt.
Voor mij is hij niet verstopt
want als ik mijn ogen dicht doe
dan zie ik hem.

Laat een reactie achter

Gedicht #220

In de stilte laat ik los,
wie het eerst komt wie het eerst maalt.

Een gesprek met mijn onderbewuste.
Wanneer je er bent, noem ik je creativiteit.

Het is de zachtheid van jezelf er te laten zijn.
Geen onderdrukking van gedachtes.

Je mag vrij zijn.
Ik wil naar je kijken,
ik wil je zien.

Soms ben je blij,
soms ben je bang
maar je bent voornamelijk altijd mij.

En als ik je de ruimte geef,
dan krijg ik het zelf.

Laat een reactie achter