Verder naar bericht

Auteur: admin

Gedicht #237

Het tovenaarswoord ‘zijn’
ligt niet bij allen in de mond.

Naast me staat lavendel.
Hij geurt in de veel belovende ochtend zon.

Na het onweer van vannacht
daalt de kalmte weer terug.

De wereld is weer gevoed,
het groen heeft weer zin om te bestaan.

Vogels tjilpen om me heen.
In de eik achter me hoor ik een koolmees.

Vandaag ga ik leuke dingen doen
maar eerst eens even rustig wakker worden
met een kopje koffie.

Laat een reactie achter

Gedicht #236

Zuivere regen vallend op mijn kale schedel.
Het is verfrissend om de helderheid te voelen.

Gewekt uit een droomwereld,
wakker geworden in de echte
die eigenlijk nog meer lijkt op een droom.

Een vogel vliegt langs,
anderen hoor ik fluiten in de bomen om me heen.

De lucht is grijs
maar het gras is groen.

Met blote voeten loop ik er doorheen.
Het voelt nat en fijn.

Ik maak weer contact met wat ik soms vergeet
maar wat nooit vergeten had mogen zijn.

Laat een reactie achter

Gedicht #235

Alle geluk voor een Florentijns zijn.
Ik moet maar even opzoeken wat dat is.

De fantasie die naar boven komt,
zijn bestaan wilt claimen
en neigt naar zachte appeltjes in het gras.

In het voorbij gaan had ik je niet gezien.
Dat gebeurde zo’n paar keer per dag.

In drukte verzonken,
geen goede uitlaatklep vanuit een twinkelende rust.

Het is de compensatie die naar boven komt,
wanneer je te ver in het ene schiet.

Maar wanneer ik even ontspan,
ben je er weer gewoon.

Gelukkig.

Laat een reactie achter

Gedicht #234

In de ochtend in alle rust vind ik je.
Niet als ik op zoek ga
maar juist als ik je laat gaan.

Een stroom van wolken waarop de de vrijheid vindt,
springend van de een naar de ander,
enthousiast over het bestaan.

Zin in de dag met al de mogelijke opties.
Zin in het strand,
de zilte lucht en een vers visje aan de zee.

Een kinderlijk enthousiasme dat me laat herinneren
dat het leven nergens over gaat.

En in die ruimte,
vind ik mezelf.

Laat een reactie achter

Gedicht #233

Het hoogste lied,
gezongen van de kade van het trappenhuis.
Betaald met koude munten,
in het glinsterend zwart van de woelige oceaan.

Het zwarte gat waar alles in verdwijnt
en altijd in beweging is.
De onzekerheid,
die als een kille afstand voelt.

Wat als we het een keer omdraaien?
Het zwarte water blauw en helder maken,
vol leven.

Speelse vissen en koraal.

De koekoek roept,
op de toren naast de haan.
Voor een lange tijd vergeten
maar nu claimt hij zijn plek.

Al is het van een andere plaats,
gezien wordt hij nu wel.

Laat een reactie achter

Gedicht #232

Ben ik je kwijt geraakt?
Of heb ik je verlaten?

Ben je er nog wel?
Zie ik je nog?
Of stop ik je weg?
Bang, dat je van me af beweegt.

Geef ik je de ruimte
en straks als het weer kalm
en helder wordt,

ik langzaam neerdaal,
dat je op me staat te wachten
en mijn hand pakt.

Alsof er niets gebeurd is.

Je bent er altijd.
Maar ik moet ook degene zijn
die jouw hand vasthoud.

Laat een reactie achter

Gedicht #231

Versplintert in een wereld die ooit heel was,
vind ik mijn weg in metaforen om te zien,
wat ik anders niet zal zijn.

Het kwaad was al geschied
en vechten zou alleen maar moe maken.

Een inspanning die even nodig is
om te zwemmen naar de kant.

Ik hoef niet verder af te drijven,
ook hier kan ik zaaien en oogsten.
Leven in de heelheid
die de natuur me biedt.

Niets hoeft ingewikkeld te zijn,
behalve als je het er van maakt.

Laat een reactie achter

Gedicht #230

Vrij zijn,
van het begin tot het einde,
ondersteboven en omgekeerd.

De vissenkom geeft rust.
Een goudvis en een simpel plantje.

Zo kan het leven zijn,
ongecompliceerd.

Wie de keuze verdient,
wil hem misschien wel helemaal niet hebben.

Recht doorzee,
niets wat in de weg staat.

Een natuurlijke flow,
van het begin tot het einde,
ondersteboven en omgekeerd.

Vrij zijn.

Laat een reactie achter

Gedicht #229

Een mozaïek aan kleurplaten,
vervangen in een zwoele nacht.

Het kind dat zong,
het wijsje dat ieder kind kende.

Wie zijn naam nooit genoemd heeft,
heeft hem nooit gekend.

Kon ik je nog maar één keer zien.
De parels die in je ogen fonkelden
bij het laatste afscheid.
De schittering van verdriet.

Hoe laat is het geweest?
Ik hoor de bellen rinkelen.

De koeien komen terug naar de stal
in de late schemer van de dag.

Het is rustig in de bergen.
In hun eenvoud kan ik slapen.

Laat een reactie achter