Verder naar bericht

Auteur: admin

Gedicht #246

Wie de rede heeft gevonden mag hem houden.

De spiraal van rode slierten vind zijn weg wel
tot het einde van de tijd.

De kikker sprong vanuit het riet het water in,
vond zijn rust en kwaakte.

Egbert had het allemaal gezien
en wisselde zijn tanden.

Hij stond er aan de kade beteuterd bij.
Hij keek naar zijn schoenen en voelde zich alleen.

Hij slofte weg op het pad naar huis
en schopte onderweg wat steentjes weg.

Laat een reactie achter

Gedicht #245

Zomaar tegen de kast aangereden
met mijn speelgoedauto op een druilerige zaterdag.

Gefascineerd keek ik ieder uur naar de koekoek,
die steeds aangaf dat de tijd verstreek.

Nooit had ik gedacht dat ik dat zou missen,
in de zomer langs de weg aan een picknickbank.

Met het vervliegen van de tijd
krijgt de herinnering meer waarde.

Heerlijk als kind, zorgeloos en echt genieten.
Ervaren wat de tijd ons brengt.

Soms zou ik nog wel eens terug willen
al vrees ik dat ik dit dan nog niet weet.

Laat een reactie achter

Gedicht #244

In de blauwe nevel,
in de zilte lucht.

Daar waar de ooievaar vloog,
over de bergen naar het vaste land.

Gedreven door de zon met de wind in zijn rug.
Neergestreken in het groene gras toen het genoeg was
en hij zijn plek had gevonden.

Wanneer ben ik de ooievaar?
Wanneer ben ik de spitsmuis?
Die schichtig om zich heen op zoek is naar kleine graankorrels
en zich verstopt in kleine holletjes.

Is het ene beter dan het ander?

Ik vlieg nog even door.

Laat een reactie achter

Gedicht #243

Ik ben er weer,
al heb ik je nooit verlaten.

Gegoede trouw ben ik omgekeerd,
terug naar mijn geluk,
terug naar wat ik kende.

Nu zit ik hier met vragen.
Waar moet ik heen,
waar moet ik staan?

Ik heb geen glazenbol
dus ik weet nooit waar ik echt goed aan doe.

Ik heb alleen mijn gevoel
en dat gevoel zegt dat het hier goed is.

Misschien,
had ik moeten blijven.

Laat een reactie achter

Gedicht #242

Een momentje voor mezelf.
De geur van versgemalen koffiebonen,
wat romige melk en mijn cafe au lait staat klaar.

Vandaag had ik geluk,
ze waren er nog.
Het croissantje met amandelen en chocolade.
Die maakt het leven even extra speciaal.

Vandaag is van mij
en ik vul hem met wat ik wil.

De vrije stroom van het genot,
de keuze van het kiezen.

Het is nog vroeg
en ik vind het nu al heerlijk.

Laat een reactie achter

Gedicht #241

Verre landen,
ik ben ze allemaal voorbij gevaren.
Met het ochtendgloren op mijn gezicht,
het stuurwiel in mijn handen,
vastberaden iets te vinden waarvan ik dacht
dat ik het ooit verloren was.

Geen ene keer op de rem gestaan,
gegleden langs stranden,
feestjes met fakkels in de avondmaan.

Toen ik neerstreek was dat in het gras.
Ik zag de bloemen in de wei,
ik voelde de ruimte om me heen.

Dat wat ik verloren was, had een groene kleur
en paars en wit en heel fel geel.

Nu lig ik met een grasspriet in mijn mond,
mijn armen achter mijn hoofd
en kijk ik naar de wolken
om te zien wat ik er allemaal van kan maken.

Laat een reactie achter

Gedicht #240

Mist.
In mijn schulp gekropen
op een onbewoond eiland.

Hier voelt het veilig.
Daar niet.

Dichtbij mezelf.
De dakpannen vliegen van het dak
maar de pannenkoeken staan op het vuur.
Binnen is het gezellig,
de haart knispert.

Ik kijk naar buiten,
het ziet eruit als een uitdaging.

Misschien later.
Ik leg mijn voeten op een stoel
en zak nog eventjes lekker onderuit.

Laat een reactie achter

Gedicht #239

De trein reist door het landschap
van groene velden en kleurrijke bloemen.

Kalm komt de stoom uit zijn neus,
de wielen gaan tsjoek, tsjoek.

De wereld vertraagd bij eenvoud.
In dit tempo houd ik het allemaal wel bij.

Wie goed zoekt, zal vinden.
Wie de juiste keuze maakt, zal vinden.

Langzaam kom ik uit mijn slaap.
Ik leefde een droom die niet de mijne was.

De merel floot een wijsje
en ik opende het raam.

Laat een reactie achter

Gedicht #238

Je reist, je komt, je valt.
Tegenover me zit Brenda.
Ik ken haar niet en dat heb ik ook nooit gedaan.

Het toeval bestaat niet.
Het toeval wil in het beste geval niet groter zijn
dan een muizenkeutel.

En toen waren er nog maar twee,
zittend op de trap met een glaasje diksap.

Liever hadden ze naar de weilanden gekeken.
Naast elkaar op het hek schapen tellen.
Dromen over de kaas die door ze gemaakt kan worden.

Vandaag is het zondag,
ik hoef nog even niets.

Laat een reactie achter