Verder naar bericht

Auteur: admin

Gedicht 283

De eerste zin begon met een punt,
alsof het over was voor het begon.

De draak stond op de toren van het kasteel
dat in de nacht in lichte laaien stond.

Vuurspuwend uitte de draak zijn frustratie
maar er was niemand die hem zag,
niemand die hem hoorde.

Het kasteel was leeg en nooit bewoond geweest,
de draak leefde een leeg sprookje.

Geen prinses om te beschermen,
geen ridder om het tegenop te nemen.

Maar toen ze omkeek zag ze vreugde
want in haar nest lag reeds een drakenei.

En zo leek de toekomst niet meer alleen,
een wens die binnenkort zou uitkomen.

Laat een reactie achter

Gedicht #282

Je wil er zijn,
niet achter gesloten deuren
maar in het volle licht.

De stoepranden uit mijn jeugd
waar ik over liep
en waar ik niet vanaf mocht stappen,
anders was ik af.

Het onkruid tussen de stoeptegels
waar ik altijd van dichtbij naar keek
en soms urenlang bestudeerde.

De muur van de kerk
waar ik altijd tegenaan tenniste.
De bal moest ik vaak zoeken
in het struikgewas.

Vroeger keek ik toch met andere ogen
en gebruikte ik de dingen
niet persé waarvoor ze bedoeld waren,
maar voor hoe ik ze zag.


Laat een reactie achter

Gedicht #281

Houd van jezelf,
zie je schoonheid,
raak jezelf met zachtheid aan.

Je bent hier,
je mag er zijn.
Niemand heeft hier meer of minder recht op.

Verstop je niet,
maak jezelf niet klein
maar straal uit voel borst.

Weet dat je mooi en uniek bent,
vol met je eigen potentieel.

Wat verwacht wordt, komt later wel,
of misschien wel helemaal nooit.

Verzorg jezelf met liefde,
laat jezelf vrij
en leef in deze wetenschap:
iedereen is goed genoeg.

Laat een reactie achter

Gedicht #280

Geboren uit de mooiste nacht,
met tromgeroffel ontvangen
toen de sterren schenen
en de rest van de wereld nog sliep.

Maar jij was hier,
gekleurd in een lang gewaad,
puik haar en een clownsneus.

‘Druk eens op mijn neus’, zei je.
Ik deed het.
‘Toet.’
Je was de enige die er om moest lachen.

Het schip was inmiddels verloren gegaan
in de branding van de zee.
Het bleke licht van de sterren verlichtte de contouren
van de palmen op het strand.

Ik snoof de zilte lucht in.
Dit gaat wat worden dacht ik
Dit gaat wat worden.

Laat een reactie achter

Gedicht #279

Kriebels in mijn baard,
kriebels in mijn buik.
Het zijn de wintervlooien
die hun opmars maken.

Het suikerbrood staat op tafel,
de ramen zijn beslagen.

Buiten is het guur
maar binnen is het lekker warm.

Het ruikt naar koekjes en zoete broodjes,
die nog heel even in de oven staan.

Hopelijk komt de sneeuw snel,
dat maakt de wereld altijd zo gezellig.

Lachend op de slee,
een sneeuwpop met een sjaal.

Oh de bakkerij moet open!
Even de deur van het slot afhalen.

Laat een reactie achter

Gedicht #278

Daar gaat hij dan,
penstrepen op het papier
totdat je naar voren komt.
Verstopt in de diepte,
verstopt in de mist.

De rode draak sluimert,
verdedigd zijn territorium
diep in jouw aard.

Draait rondjes,
verdedigd jouw basis
en zorgt dat je niet valt.

De herfst is zijn kleur,
zijn moment in het contrast
de vuren met de grauwte.

Hij wakkert het vuur aan,
houdt je warm
en zorgt dat er altijd een plek is,
waar jij bewaard blijft
en jij jezelf kunt vinden.

Laat een reactie achter

Gedicht #277

Een verwondering in de kleinste zin,
koning drietand roert met zijn drietand in de oceaan
tot de draaikolk verschijnt.

Verzwolgen zijn de schepen
toen de zon scheen en er geen vuiltje aan de lucht was.

De meeuw kwam op mijn schouder zitten
terwijl ik met een telescoop naar een onbewoond eiland tuurde.

Eindelijk land,
witte stranden en groene palmen.

Ik ben benieuwd wat het nieuwe land beloofd.
Ik zie bronnen met heldere stroompjes water
wanneer ik fantaseer.
Groepen rode ara’s vliegen over mijn hoofd
en de wereld mag in rust verkend worden.

Laat een reactie achter

Gedicht #276

Kom maar,
ik wil je zien,
ik wil je voelen.

Je mooie ogen,
je zachte huid.

Voor jou ben ik uit bed gekomen
op deze regenachtige herfstdag.

De sfeer vraagt om rooibosthee
en speculaas
en een dag op de bank,
gekropen onder een dekentje
met een goed boek.

Ik kijk uit het raam
en zie de druppels op het glas.
Daarachter zie ik de geel/oranje kleuren
van de bladeren van de bomen.

Ik ga pompoensoep maken met champignons.
Kom maar herfst,
ik wil je zien,
ik wil je voelen.

Laat een reactie achter

Gedicht #275

De nacht is gevallen,
de horizon schijnt.

De draak met drie hoofden
bewaakt de poort naar het vurig kasteel.

Vlammen,
ik verlang er naar
en ik ben er bang voor.

De warmte die het geeft,
de pijn die het doet als je te dichtbij komt.

Ik verlang naar slapen,
zoals in het kasteel van doornroosje.

Rustig, gemoedelijk,
zodat het leven onthaast
en ik uitgerust verder kan.

Laat een reactie achter