Verder naar bericht

Gedicht #352

In vervlogen tijden als de avond valt,
het donker omarmt me, omsluit me.

De troepen worden klaar gezet,
ik sta er niet alleen voor.

Fakkels branden tot het einde der tijden,
ze verlichten de nacht, maken dat ik kan zien.

Dan een scherp gefluit,
vogels vliegen over, een zwerm,
het zijn er honderden.

Het geluid is oorverdovend
en dan zwakt het weer af.

Ik kijk om me heen,
de troepen zijn weg.

Ik sta alleen met een fakkel in de hand
op een kruispunt in het bos.

Het is er vredig
en in het kruispunt zie ik de keuzes
die IK mag nemen
en de zin-kriebels verschijnen in mijn buik.

Daar ga ik
met één verschil,
ik vertrouw mezelf.

Laat als eerste een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *