Verder naar bericht

Gedicht #154

Ik had mijn gouden duster aangetrokken
en ben zwierend van de trap gelopen.

Bij iedere stap spatte sterrenstof op
en viel het twinkelend weer naar de grond.

Ik had honger als een paard dus ik had maar paard gegeten.
Dan kon ik in ieder geval niet meer zoveel honger hebben als hij.

Aangezien het ochtend was had ik liever pannenkoeken met aardbeien en honing gegeten maar met een glas melk erbij viel het enigszins nog mee.

Met mijn blik op de horizon begon ik te lopen,
in mijn pyjama door het natte gras.

De nacht, die kon ik niet meer vinden
dus ik vond dat hij er niet meer was.

Laat als eerste een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *