Verder naar bericht

Gedicht #315

In mijn geweten heb je gewoond,
een warm thuis vol met goede dingen.

Het klaverblad, dat bijna in de bloei staat,
het gemekker van jonge geitjes in de wei.

Ik ben er geweest,
je was een droom.

Van etherische oliën,
gevuld met marsepein.

Toen vond ik het teveel gedoe.
Maar nu, met het rijzen van de koekoek,
zie ik dat je de parel was die ik altijd omklemt heb,
diep op de zeebodem in de stilte van de oceaan.

Maar ik zal je opduiken,
je hangen voor mijn borst,
waar je kunt schitteren in het licht
en je onderdeel wordt van de aarde.

Laat als eerste een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *