Verder naar bericht

Gedicht #252

Ondermijnd op veel manieren,
de koekoek sloeg zijn laatste uur.

Nooit zal ik vergeten hoe het was om alleen te zijn,
de zon in mijn gezicht, die de eenzaamheid wegbrandde.

Ik zit in een kuil en ik zit alleen,
het uitzicht is weg.

Het is geen diepe kuil,
ik hoef alleen maar op te staan.

Om de groene velden weer te zien.
De ochtend dauw die fonkelt in het zonlicht
terwijl de hazen hun benen strekken
en speels door het weiland rennen.

Ooit ren ik weer mee
maar ik blijf nog even zitten.
Misschien om een andere kant van mezelf te kunnen zien.

Laat als eerste een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *