Verder naar bericht

Gedicht #183

Ik ben onrustig,
kan mezelf niet plaatsen,
weet niet waar ik zitten moet.

Ik kijk naar de hemel en zie alleen maar blauw.
Blauw, wat moet ik met blauw?

Ik loop verder door het groene gras en zie een egel voorbij rennen.
Waar moet hij heen denk ik bij mezelf. Een feestje op Maria Hoeve?

Ik loop door tot het schemert
en kom tot de conclusie dat het al die tijd heeft geregend.

Mijn kleren zijn nat,
Een overdosis aan water gekregen.

En waar ik normaal zou stoppen ga ik nu een keertje door.

Een ritme tot in de oneindigheid.
Een tromgeroffel vanuit de diepte.

Ik zie je gezicht,
ik heb hem al een paar keer zien vandaag.

Gele ogen met een bruine pruik.
Ik vroeg me af waarom je je verkleed had.
Toen besefte ik me dat ik je maar verzonnen had.

Dingen gaan soms samen of dingen leven naast elkaar.
Soms voor een korte periode en soms te lang.
Als het te lang is merk je het vaak wel.

Ik moet denken aan de vaatwas.
Geen idee waarom.

‘Het zal het het woord vaker te maken
hebben gehad van hiervoor’.

Het brein,
het doet maar wat.

En als je het loslaat is het een wilde hond.

Is de controle zo belangrijk?
Of moet je jezelf lekker laten gaan.

Een stroom kan alleen maar stromen.
Het lijkt me sterk,
maar wie weet heb je hier iets aan.

Laat als eerste een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *